Uitzendkrachten hebben recht op een eerlijke beloning. Dat betekent minimaal het wettelijk minimumloon, en vaak ook meer. Tot en met 2025 geldt de inlenersbeloning: uitzendkrachten krijgen ten aanzien van de tien elementen zoals genoemd in de CAO voor Uitzendkrachten dezelfde beloning als vaste medewerkers die hetzelfde werk doen bij de opdrachtgever. Hieronder vallen onder andere hetzelfde loon en de toeslagen. Vanaf 1 januari 2026 verandert dit naar een gelijkwaardige beloning: het hele pakket aan arbeidsvoorwaarden telt mee en moet gelijk zijn aan wat vaste medewerkers ontvangen, niet alleen de tien elementen waaronder het loon en de toeslagen.
Op deze pagina
- gelijkwaardige beloning (vanaf 2026)
- inlenersbeloning (tot en met 2025)
- abu-loongebouw: voor de allocatiegroep
gelijkwaardige beloning (vanaf 2026)
Per 1 januari 2026 gaat de nieuwe CAO voor Uitzendkrachten in. Hierin is afgesproken dat uitzendkrachten recht hebben op een gelijkwaardige beloning: hetzelfde loon en dezelfde arbeidsvoorwaarden als vaste medewerkers die hetzelfde werk doen bij dezelfde opdrachtgever. Het gaat dus niet alleen om uurloon, maar om het hele pakket aan arbeidsvoorwaarden:
-
loon en toeslagen
-
werktijden en pauzes
-
vakantiedagen en vakantiebijslag
-
reiskostenvergoeding
-
regeling bij ziekte
-
scholing, coaching en pensioen
-
eventuele eindejaarsuitkering of bonus.
Een verschil in essentiële arbeidsvoorwaarden mag alleen worden gecompenseerd met andere essentiële arbeidsvoorwaarden (bijvoorbeeld extra loon of extra vakantiedagen). Zaken zoals een kerstpakket, cadeaukaart of gratis parkeerplek tellen niet mee.
De gelijkwaardige beloning is ook vastgelegd in het wetsvoorstel Wet meer zekerheid flexwerkers. Oorspronkelijk zou deze wet per 1 januari 2026 ingaan. Door de kabinetsval is de invoering echter uitgesteld naar 1 juli 2026.
Belangrijk: dit uitstel verandert niets aan de nieuwe cao. Daarin is afgesproken dat gelijkwaardige beloning al vanaf 1 januari 2026 geldt. Werkgevers en uitzendbureaus moeten dus per die datum aan de cao-afspraken voldoen.
inlenersbeloning (tot en met 2025)
Tot 1 januari 2026 geldt de inlenersbeloning. Een uitzendkracht heeft recht op dezelfde beloning als het vaste personeel van de inlener in dezelfde of gelijkwaardige functie. Onder de inlenersbeloning wordt in dit geval verstaan:
-
het periodeloon in de schaal van de vaste medewerker die (nagenoeg) hetzelfde werk doet
-
atv/adv (naar keuze van de uitzendonderneming te compenseren in tijd of geld)
-
alle toeslagen, bijvoorbeeld ploegen, onregelmatigheids- en overwerktoeslag
-
algemene (doorgaans jaarlijkse) loonsverhoging, ook als deze met terugwerkende kracht wordt vastgesteld
-
periodieken
-
kostenvergoedingen, bijvoorbeeld een reiskosten- of thuiswerkvergoeding
-
eenmalige uitkeringen
-
vaste eindejaarsuitkeringen
-
vergoeding voor reisuren/reistijd verbonden aan het werk, tenzij deze tijd als gewerkte tijd wordt aangemerkt.
De inlener moet de uitzendonderneming correct, volledig en tijdig informeren over de eigen beloningsregeling en wijzigingen daarin. De inlener is medeverantwoordelijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de juiste uitbetaling van het loon aan de uitzendkracht. Dit laatste staat in de Wet aanpak schijnconstructies (WAS).
werkervaring telt mee bij inschaling
Bij het bepalen van het loon van de uitzendkracht (inschaling) moet ook rekening worden gehouden met de relevante werkervaring van de uitzendkracht. Dit zijn de regels:
-
bij de inschaling wordt rekening gehouden met relevante werkervaring volgens het beleid bij de inlener
-
als er geen beleid is bij de inlener, stellen de uitzendonderneming en de inlener in overleg de inschaling en de positie in de schaal vast. Hierbij geldt wel dat een uitzendkracht met relevante werkervaring niet kan starten in de laagste trede van de functieschaal
-
bij terugkeer bij dezelfde inlener of binnen hetzelfde cao-gebied wordt uitgegaan van de eerdere inschaling.
Relevante werkervaring van de uitzendkracht wordt dus altijd beloond.
abu-loongebouw: voor de allocatiegroep
Als een uitzendkracht tot de allocatiegroep behoort, kan hij worden beloond volgens het ABU-loongebouw (zie CAO voor Uitzendkrachten). Tot deze uitzonderingsgroep behoren alleen de door de overheid aangewezen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (o.a. Wet banenafspraak, Participatiewet en Wet werk en bijstand) en schoolverlaters zonder startkwalificatie. Voor hen gelden de salarisschalen van de inlener dus niet, maar een afwijkend loongebouw met periodieke verhogingen. Deze zogeheten ABU-beloning mag maximaal 52 (gewerkte) weken worden toegepast. Daarna krijgt de uitzendkracht salaris volgens de inlenersbeloning. Gaat het om een uitzendkracht zonder startkwalificatie die nog wat meer tijd nodig heeft om die startkwalificatie te behalen, dan mag de periode van 52 weken worden verlengd tot maximaal 104 gewerkte weken.
- uurlonen
In het ABU-loongebouw zijn de lonen uitgedrukt in uurlonen. De hoogte van het uurloon hangt af van de functie, bestaande uit de daarbij behorende activiteiten, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Voor het begin van de uitzending maakt de uitzendonderneming schriftelijk of digitaal de functiegroep aan de uitzendkracht bekend. De ABU-beloning betreft alleen het salaris (‘feitelijk loon’), de algemene loonsverhoging en de periodieken. Voor de overige beloningselementen, conform de elementen van de inlenersbeloning, geldt gewoon de inlenersbeloning. De ABU-beloning geldt dan als grondslag.
- periodieken in het ABU-loongebouw
De uitzendkracht die is ingedeeld in het ABU-loongebouw heeft recht op een verhoging van het feitelijk loon met de voor zijn functiegroep toepasselijke periodiek als hij 26 weken heeft gewerkt. Daarbij wordt het uurloon twee keer per jaar (1 januari en 1 juli) aangepast met het percentage waarmee het wettelijk minimumloon wordt verhoogd (de ‘indexering’).
Indeling in de functiegroep gebeurt aan de hand van het ABU-functieraster zoals opgenomen in de CAO voor Uitzendkrachten.