De Pensioenwet verplicht jou, als werkgever, om je pensioenovereenkomst met je medewerker na te komen. Daarnaast staan er in de wet, ter bescherming van werknemers, regels voor de uitvoering van de pensioenregeling. Uitgangspunt van de Pensioenwet is dat pensioen een arbeidsvoorwaarde is.

Op deze pagina

wet toekomst pensioenen

Het is de bedoeling dat per 1 juli 2023 nieuwe pensioenregels in werking treden. Daartoe is de Wet toekomst pensioenen inmiddels goedgekeurd door de Tweede Kamer. De wet is een uitwerking van de afspraken die in het pensioenakkoord zijn gemaakt. Zo moet het pensioen flexibeler worden en mee gaan bewegen met de stand van de economie. Daarnaast verdwijnt de doorsneepremie en zijn middelloon- en eindloonregelingen niet meer toegestaan. In het wetsvoorstel is ook opgenomen dat er meer ruimte komt voor zzp’ers om voor hun pensioen te sparen via de derde pijler.

pensioenuitvoerders

In de Pensioenwet staat welke organisaties een pensioenregeling mogen uitvoeren: algemeen pensioenfondsen (APF), bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen, bepaalde verzekeringsmaatschappijen en premiepensioeninstellingen (PPI’s). Deze pensioenuitvoerders zijn verplicht de medewerker ten minste eenmaal per jaar een opgave te geven van het opgebouwde pensioen. De Pensioenwet moet medewerkers en gepensioneerden zekerheid bieden over de (toekomstige) uitbetaling van hun pensioen. Daarvoor zijn eisen gesteld aan de financiële positie van de pensioenfondsen.

wettelijk recht op voorlichting en informatie over pensioen

De Pensioenwet regelt een wettelijk recht op voorlichting over het pensioen van de pensioendeelnemers. Concreet betekent dit dat werkgevers en pensioenuitvoerders (pensioenfondsen, PPI’s  en pensioenverzekeraars) verplicht zijn de medewerker te informeren over zijn pensioen.

Daarnaast is in de Pensioenwet geregeld dat werkgevers en pensioenuitvoerder ervoor zorgen dat de pensioendeelnemer weet:

  • hoeveel pensioen hij opbouwt en wat hij uiteindelijk kan verwachten

  • of dit voldoende is

  • wat de gevolgen zijn van keuzes die hij maakt

  • wat de eventuele risico’s zijn van de pensioenregeling.

Een pensioenuitvoerder mag de communicatie met zijn deelnemers digitaal uitvoeren, tenzij de deelnemer hier bezwaar tegen maakt. In dat geval vindt de communicatie schriftelijk plaats.

Voor werkgevers met minder dan vijftig medewerkers in dienst die zelf de pensioenzaken regelen, heeft de SER voor een handreiking Praten over pensioen gemaakt. Hierin staat wanneer je met je personeel over pensioen moeten praten, hoe je dat moet doen en met wie precies.

toetredingsleeftijd en wachttermijnen

Aanvullende pensioenregelingen mogen geen toetredingsleeftijd hanteren van hoger dan 21 jaar. Met de invoering van de Wet toekomst pensioenen zal deze leeftijdsgrens verlaagd worden naar 18 jaar. De maximale wachttermijn voor de opbouw van ouderdomspensioen in de Pensioenwet ligt op twee maanden, maar in de Wet toekomst pensioenen wordt de mogelijkheid van een wachttermijn afgeschaft. Voor uitzendkrachten is in de Pensioenwet een specifieke uitzondering opgenomen waardoor voor hen een wachttermijn van maximaal 26 gewerkte weken kan worden opgenomen. In de CAO voor Uitzendkrachten is deze wachttijd per 1 januari 2022 teruggebracht naar acht gewerkte weken. Als gevolg van de Wet toekomst pensioenen zal de wachttijd ook voor uitzendkrachten straks helemaal verdwijnen. Wachttijden zijn niet toegestaan voor de risicoverzekeringen voor het nabestaandenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen.