Het inkomen van mensen die in Nederland met pensioen gaan, bestaat uit verschillende onderdelen. De AOW is het basispensioen van de overheid. Daarnaast bouwen werknemers vaak via hun werkgever aanvullend pensioen op en zijn er ook mogelijkheden om zelf voor een pensioenvoorziening te zorgen.
Het Nederlandse pensioenstelsel wordt de komende jaren vernieuwd. Naar verwachting treedt de Wet toekomst pensioenen op 1 juli 2023 in werking. In de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen zijn enkele maatregelen voor duurzame inzetbaarheid en vervroegd pensioen opgenomen.
Op deze pagina
- het pensioenstelsel in Nederland
- wetsvoorstel toekomst pensioenen
- wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
het pensioenstelsel in Nederland
Nederland heeft een uitgebreid pensioenstelsel dat bestaat uit drie pijlers:
basispensioen via de overheid (1e pijler)
De AOW-uitkering (Algemene ouderdomswet) vormt het basisinkomen waarmee gepensioneerden in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Iedereen die in Nederland woont of werkt, bouwt in principe automatisch AOW op.
let op
De leeftijd waarop men voor het eerst een AOW-uitkering krijgt (AOW-leeftijd) en de richtleeftijd waarop men voor het eerst aanvullend pensioen krijgt (pensioenrichtleeftijd), lopen uiteen. Op 1 januari 2023 is de AOW-leeftijd 66 jaar en 10 maanden en de pensioenrichtleeftijd 68 jaar. De hoogte van het aanvullend pensioen is berekend op de pensioenrichtleeftijd. Als het aanvullend pensioen ingaat voordat iemand 68 jaar is, bijvoorbeeld op de AOW-leeftijd, dan is zijn totale pensioen lager dan berekend is omdat het pensioen langer moet worden uitgekeerd.
aanvullend pensioen via de werkgever (2e pijler)
Voor bijna 90% van de werknemers is een aanvullende pensioenregeling getroffen door hun werkgever. Dit is het pensioen dat op mijnpensioenoverzicht.nl staat. Hierdoor krijgen werknemers die de pensioenleeftijd hebben bereikt een aanvullende uitkering boven op de AOW-uitkering.
individuele aanvullende pensioenvoorzieningen (3e pijler)
Via individuele verzekeringen en privévoorzieningen (zoals lijfrente, banksparen, koopsommen en levensverzekeringen) bestaat er enige ruimte om fiscaal aantrekkelijk te sparen voor extra pensioen. Bijvoorbeeld om een pensioengat aan te vullen of om eerder met pensioen te gaan. Deze fiscale mogelijkheden zijn de laatste jaren wel sterk ingeperkt.
Omdat zelfstandigen en ondernemers zelf voor hun (aanvullende) pensioenvoorziening moeten zorgen, bestaan er voor hen ruimere fiscale mogelijkheden. Zij kunnen voor hun pensioen individuele verzekeringen of bankspaarproducten gebruiken.
wetsvoorstel toekomst pensioenen
Per 1 juli 2023 treden naar verwachting nieuwe pensioenregels in werking. Daartoe is het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen goedgekeurd door de Tweede Kamer. De wet is een uitwerking van de afspraken die in het pensioenakkoord zijn gemaakt:
-
het pensioen moet flexibeler worden en meebewegen met de stand van de economie
-
de doorsneepremie (een gelijk premiepercentage voor alle deelnemers met een gelijke pensioenopbouw) verdwijnt
-
middelloon- en eindloonregelingen zijn niet meer toegestaan
-
alle nieuwe pensioenopbouw vindt plaats in beschikbare premieregelingen
-
in de nieuwe beschikbare premieregelingen gaat voor alle medewerkers een gelijk premiepercentage gelden (een ‘vlakke’ premie)
-
iedere deelnemer krijgt een eigen pensioenrekening
-
het nabestaandenpensioen wordt voor werkende deelnemers een verzekering die doorloopt tijdens verlof, werkloosheid en ziekte. De partner heeft hierdoor vanaf het overlijden van de werknemer recht op een uitkering van maximaal de helft van het salaris als nabestaandenpensioen
-
zzp’ers krijgen meer ruimte om voor hun pensioen te sparen in de derde pijler (bijvoorbeeld met een lijfrente).
De Eerste Kamer moet nog instemmen met de wijzigingen. Het streven is om de regels vanaf 1 juli 2023 te laten ingaan. Daarna komt er komt er een overgangsperiode tot uiterlijk 1 januari 2027. In deze periode hebben werkgevers en werknemers de tijd om in cao-verband afspraken te maken over de aanpassing van de pensioenregeling. Als er geen cao van toepassing is, zullen werkgevers dit met de ondernemingsraad (OR) moeten afspreken. Daarnaast zijn werkgevers en werknemers verplicht om een transitieplan op te stellen, waarin wordt vastgelegd hoe de pensioenregeling wijzigt en welke stappen er vervolgens moeten worden ondernomen. Daarna zullen de uitvoerders van pensioenregelingen aan de hand van een implementatieplan de wijzigingen in de pensioenregelingen gaan doorvoeren. Uiterlijk per 1 januari 2027 moeten alle aanpassingen zijn doorgevoerd.
Meer informatie over de Wet toekomst pensioenen en de gevolgen daarvan staat op onsnieuwepensioen.nl.
wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Enkele maatregelen voor duurzame inzetbaarheid en vervroegd pensioen zijn opgenomen in de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen. Het gaat daarbij om:
-
een versoepeling van de RVU-heffing: tot en met 2025 krijgen werkgevers een vrijstelling van de heffing over regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-heffing). Hierdoor kun je als werkgever een vervroegd vertrek van een medewerker mogelijk maken. De vrijstelling geldt tot een bedrag van € 2.037 bruto per maand (bedrag 2023).Voorwaarde is dat je medewerker maximaal drie jaar vóór de AOW-leeftijd uit dienst treedt. Je medewerker krijgt dan als het ware eerder AOW, betaald door jou als werkgever.
-
verruiming verlofsparen: per 1 januari 2021 is het aantal weken belastingvrij verlofsparen verdubbeld van vijftig naar honderd weken. Je medewerkers krijgen zo meer mogelijkheden om verlofdagen op te sparen om daarmee eerder te stoppen met werken of tussentijds langere periodes niet te werken.
-
bedrag ineens: in de toekomst kunnen je medewerkers op hun pensioeningangsdatum maximaal 10% van de waarde van hun opgebouwde ouderdomspensioen in één keer opnemen. De resterende pensioenuitkering gaat dan naar evenredigheid omlaag. Deze wijziging zal op z'n vroegst per 1 januari 2024 worden ingevoerd.
Meer informatie staat op Rijksoverheid.nl.