Medewerkers kunnen vroeger of later dan de gebruikelijke pensioenleeftijd stoppen met werken. Dat is vastgelegd in de Wet fiscale behandeling pensioenen. De grenzen van het flexibel pensioen liggen meestal tussen vijf jaar voor en vijf jaar na de datum waarop de AOW ingaat. Om hiervan gebruik te kunnen maken moeten de flexibele pensioenmogelijkheden wel zijn opgenomen in het reglement van de pensioenregeling die van toepassing is. 

Op deze pagina

pensioenakkoord

Zoals afgesproken in het pensioenakkoord is er een regeling gekomen die het mogelijk maakt voor mensen met een zwaar beroep om eerder te stoppen met werken: de tijdelijke vrijstelling van de RVU-heffing. Ook is de bestaande mogelijkheid om te sparen voor verlof verruimd van vijftig weken naar honderd weken, mede om vervroegd uittreden mogelijk te maken. 

Daarnaast krijgen mensen de mogelijkheid om een deel van hun opgebouwde ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum op te nemen, bijvoorbeeld om hun hypotheek af te betalen. Het gaat om maximaal 10% van het opgebouwde pensioen. De resterende pensioenuitkering gaat dan naar evenredigheid omlaag. Deze wijziging zal waarschijnlijk per 1 januari 2025 worden ingevoerd.

variabele pensioenuitkering

Mensen die pensioen opbouwen via een premie- of een kapitaalovereenkomst kunnen zelf kiezen tussen een vast pensioen, een variabel pensioen of een combinatie daarvan. Bij de keuze voor een variabel pensioen wordt het pensioenkapitaal ook na de pensioendatum risicovol belegd. Dat zal naar verwachting leiden tot een hoger rendement, maar kan natuurlijk ook leiden tot tegenvallers. Ook als de deelnemers langer of korter leven dan verwacht, heeft dat gevolgen voor de hoogte van de te ontvangen uitkering. Bij een variabele uitkering kan er dus sprake zijn van verhogingen, maar ook van verlagingen van de uitkering. Een vast pensioen kan niet verlaagd worden, maar zal ook nooit verhoogd worden.

eerder met pensioen

Eerder met pensioen gaan is nog steeds mogelijk. Wel zijn de laatste jaren de financiële mogelijkheden hiervoor door strengere fiscale regels beperkter geworden. Zo zijn pensioenleeftijden verhoogd en zijn vut-regelingen en tijdelijke overbruggingspensioenen afgeschaft. Medewerkers die eerder met pensioen willen zullen dus zelf moeten bepalen hoe zij de financiële gevolgen van eerder stoppen met werken zelf kunnen opvangen.

later met pensioen

Niet iedereen wil op de officiële pensioengerechtigde leeftijd ophouden met werken. Maar langer dan de AOW-gerechtigde leeftijd blijven werken kan alleen als de werkgever daarmee instemt.

In sommige bedrijven en instellingen is een regeling voor uitgestelde pensionering aanwezig. Vaak leidt langer doorwerken tot een hoger pensioen, omdat de ingangsdatum wordt uitgesteld én omdat er meer dienstjaren gemaakt worden. Uiterlijk vijf jaar na de AOW-ingangsdatum moet het aanvullend pensioen ingaan.

Voor werkgevers zijn er regelingen die het aantrekkelijk maken om medewerkers na de AOW-leeftijd door te laten werken.

pensioen in deeltijd

Een medewerker kan, als de pensioenregeling van zijn werkgever dat mogelijk maakt, ook in deeltijd met pensioen gaan, oftewel in deeltijd blijven werken. Er zijn dan verschillende mogelijkheden, afhankelijk van de pensioenregeling:

  • de medewerker ontvangt naast het inkomen uit arbeid ook pensioen

  • de medewerker krijgt nog geen pensioen, waardoor het pensioenbedrag hoger wordt

  • de medewerker bouwt nog steeds pensioen op.

Tegenwoordig zijn er werkgevers die met een zogenaamde ‘vitaliteitsregeling’ aan oudere medewerkers de mogelijkheid bieden om een deeltijdbaan te combineren met een deeltijdpensioen met nog steeds volledige pensioenopbouw. Het idee is dat oudere medewerkers zo meer kans hebben om werkend de pensioendatum te bereiken, zonder dat het tot een lager pensioen leidt.