Het aanvullend pensioen wordt meestal betaald uit bijdragen van zowel de werkgever als de medewerker. In welke verhouding en hoeveel, verschilt per regeling. Soms hoeft de medewerker helemaal niet te betalen.
Op deze pagina
wet toekomst pensioenen
Per 1 juli 2023 treden naar verwachting nieuwe pensioenregels in werking. Daartoe is de Wet toekomst pensioenen goedgekeurd door de Tweede Kamer. In de wet staan ook afspraken over de premieheffing en de pensioenopbouw. Zo is het de bedoeling dat uiterlijk vanaf 1 januari 2027 de pensioenopbouw gebaseerd gaat worden op de premie die mensen inleggen en dat deze premie niet afhankelijk is van de leeftijd van de medewerker. In het nieuwe systeem betaalt iedereen procentueel nog steeds evenveel premie, maar de premies van jongere werkenden kunnen langer worden belegd en leveren daardoor meer pensioen op.
Daarnaast worden in het nieuwe stelsel pensioenen sneller aangepast aan de economische situatie. Dat betekent dat ze sneller worden verhoogd wanneer het economisch goed gaat, maar ook dat ze sneller worden verlaagd als het tegenzit. Er is afgesproken dat pensioenfondsen de pensioenen verhogen bij een dekkingsgraad van hoger dan 100% (nu nog 110%) en verlagen als zij onder die dekkingsgraad zitten . De verwachting is dat de nieuwe regels voor pensioen gaan gelden vanaf 1 julii 2023, maar dat er nog tot 2027 nodig is om alle pensioenregelingen helemaal aangepast te hebben aan de nieuwe regels.
Met het oog op dit nieuwe stelsel is het sinds 1 januari 2023 mogelijk de pensioenen te verhogen vanaf een dekkingsgraad van boven de 105%, eventueel ook met terugwerkende kracht. Veel pensioenfondsen hebben in 2022 gebruikgemaakt van deze mogelijkheid.
Meer informatie staat op Rijksoverheid.nl.
pensioenopbouw
De opbouw van pensioen vindt plaats vanaf uiterlijk 21 jaar. Onder de nieuwe wetgeving wordt deze leeftijdsgrens verlaagd naar 18 jaar. Bij de berekening van de hoogte van het aanvullend pensioen wordt de AOW-uitkering meegeteld. Men gaat dan uit van een eindniveau van 75% van het gemiddeld verdiend loon.
Pensioenregelingen kennen verschillende vormen van pensioenopbouw. Grofweg zijn er twee categorieën: de uitkeringsovereenkomst en de premieovereenkomst ofwel beschikbare premieregeling. Bij de uitkeringsovereenkomst is het min of meer zeker welk pensioen de medewerker krijgt (zoals bij een middelloonregeling en een eindloonregeling). Onder het nieuwe pensioenstelsel zullen er alleen nog maar (minder zekere) beschikbare premieregelingen worden uitgevoerd.
middelloonregeling
Bij een middelloonregeling wordt de pensioenopbouw gebaseerd op het gemiddeld verdiend salaris. Maximaal wordt 1,875% per jaar opgebouwd. De jaarlijkse indexering van in het verleden opgebouwde pensioenaanspraken moet leiden tot een acceptabel niveau van de pensioenuitkering. Er geldt in het middelloonstelsel echter geen garantie op een percentage van het laatstverdiende salaris.
De standaard pensioenleeftijd ofwel fiscale pensioenrichtleeftijd is 68 jaar. Het is echter ook toegestaan om lagere pensioenleeftijden te hanteren. In dat geval moet wel het opbouwpercentage aangepast worden aan de langere uitkeringsduur.
eindloonregeling
Bij een eindloonregeling is de pensioenuitkering een bepaald percentage van het laatstverdiende loon voordat de medewerker met pensioen ging. Dat is meestal 70%, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de medewerker veertig jaar pensioen heeft opgebouwd, met een percentage van 1,657% per jaar. Eindloonregelingen komen tegenwoordig nauwelijks nog voor.
beschikbare premieregeling
Bij een beschikbare premieregeling bouwt de medewerker pensioen op afhankelijk van de beschikbare premie. Er wordt bijvoorbeeld jaarlijks een vast (premie)bedrag of een percentage van het salaris gereserveerd voor pensioenopbouw. De premie wordt weggezet in een kapitaalverzekering met pensioenclausule. Zo bouwt de medewerker een kapitaal op dat vrijkomt op de pensioendatum.
Dit kapitaal wordt op de pensioendatum gebruikt voor de aankoop van een levenslange pensioenuitkering, al dan niet in combinatie met een nabestaandenpensioen. Er is geen zekerheid voor de medewerker over de uiteindelijke hoogte van de pensioenuitkering. Die is met name afhankelijk van de ingelegde premies, de behaalde rendementen en de stand van de rente op het moment van aankoop van de pensioenuitkering. Pas op de pensioendatum wordt duidelijk hoe hoog de levenslang uitkering is die kan worden aangekocht.
In het nieuwe pensioenstelsel zijn alle pensioenregelingen op basis van beschikbare premie. Wel wordt ervoor gezorgd dat de uitkomsten minder onzeker worden, dat de aankoop van uitkeringen beter gespreid wordt en dat tegenvallers beter kunnen worden opgevangen.
combinatieregeling
Een combinatieregeling is een combinatie van twee systemen. Tot een bepaald salarisniveau wordt pensioen opgebouwd volgens een eindloon- of middelloonregeling. Daarboven geldt een beschikbare premieregeling. De combinatieregeling kent ook andere varianten.
kapitaalovereenkomst
Bij een kapitaalovereenkomst staat vooraf vast wat de hoogte van het opgebouwde kapitaal is als de medewerker met pensioen gaat. Het bedrag wordt soms met een winstuitkering verhoogd. Met het kapitaal wordt op de pensioendatum een pensioenuitkering aangekocht. De hoogte van de aan te kopen pensioenuitkering is vooral afhankelijk van de stand van de rente op het moment van aankopen van de uitkering.
belasting betalen: de omkeerregel
Over de pensioenpremie hoeft de medewerker geen belasting en sociale premies te betalen, maar over de pensioenuitkering wel. Dit wordt ook wel de ‘omkeerregel’ genoemd. Deze regel mag alleen gebruikt worden als de waarde van het op te bouwen pensioen binnen de gestelde fiscale grenzen blijft. De omkeerregel geldt alleen voor inkomen tot een maximaal pensioengevend salaris. Dit maximum bedraagt in 2023 € 128.810 per jaar.
opbouw pensioen hogere inkomens
Het loon waarover fiscaalvriendelijk pensioen kan worden opgebouwd is in 2023 beperkt tot € 128.810 per jaar. De hogere inkomens hebben de mogelijkheid om vanuit het nettoloon bij te sparen voor hun oude dag. Het vermogen dat op deze manier wordt bijgespaard voor de oude dag telt niet mee voor de vermogensrendementsheffing in box 3 van de inkomstenbelasting.