De inkomstenbelasting heeft een boxenstelsel. Er zijn drie boxen: iedere box vertegenwoordigt een bepaald type inkomstenbron en per box geldt een ander belastingtarief. De inkomsten uit de verschillende boxen zijn niet onderling uitwisselbaar. Het is dus niet mogelijk om negatieve inkomsten van de ene box te compenseren met positieve inkomsten uit de andere box.

Op deze pagina

box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning

Belastbaar inkomen uit werk en woning bestaat uit:

  • winst uit onderneming

  • loon, uitkering of pensioen

  • fooien en andere inkomsten

  • buitenlandse inkomsten

  • inkomsten als freelancer, gastouder, artiest of beroepssporter

  • periodieke uitkeringen (zoals lijfrente en alimentatie)

  • eigenwoningforfait

  • kapitaalverzekering eigen woning

  • negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen (bijvoorbeeld terugontvangen lijfrentepremies)

  • negatieve persoonsgebonden aftrekposten

Van deze inkomsten kun je bepaalde posten aftrekken

schijventarief box 1

De belastingheffing over het inkomen uit werk en woning (box 1) is per 1 januari 2023:

  • schijf 1 (€ 0 t/m € 73.031) 36,93%

  • schijf 2 (€ 73.031 en hoger) 49,50%

Voor mensen die de AOW-leeftijd hebben bereikt, geldt in 2023 tot € 37.149 (indien geboren vóór 1 januari 1946: € 38.703) een lager tarief van 19,03%, omdat zij niet premieplichtig zijn voor de Algemene Ouderdomswet (AOW). 

Tip: een overzicht van de tarieven en schijven staat op Belastingdienst.nl.

box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

In box 2 wordt het inkomen uit aanmerkelijk belang belast: dat is het inkomen van aandeelhouders in een vennootschap of coöperatie. Hierbij gaat het om mensen die een (direct of indirect) belang van ten minste 5% van de aandelen in een binnen- of buitenlandse vennootschap bezitten of ten minste 5% van het stemrecht in een coöperatie of vereniging op coöperatieve grondslag: het zogenoemde ‘aanmerkelijk belang’. Dit belang kan bestaan uit aandelen, opties op aandelen, winstbewijzen of stemrechten. De inkomsten (zoals dividenden) en voordelen uit aanmerkelijk belang zijn belast tegen een tarief van 26,9%.

box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

In box 3 wordt het inkomen uit sparen en beleggen belast. Dit noemen we de vermogensrendementsheffing. Deze heffing is onder andere van toepassing op onroerende zaken (met uitzondering van de eigen woning die als hoofdverblijf dient), beleggingen, spaartegoeden en lijfrente- en kapitaalverzekeringen die niet in box 1 vallen, minus schulden en minus het heffingvrije vermogen. 

fictief rendement

Van 2023 tot en met 2025 wordt voor box 3 een  tijdelijke overbruggingswetgeving ingevoerd met een nieuwe rekenmethode voor het rendement op basis van de werkelijke vermogensmix. De berekening gaat uit van forfaitair bepaalde rendementspercentages: voor spaargeld, overige bezittingen en schulden. De forfaits voor spaargeld en schulden zijn gebaseerd op de gemiddelde spaarrente en hypotheekrente in 2023 en worden na afloop van het jaar bepaald. Het forfait op overige bezittingen is een langjarig gemiddelde en is voor 2023 vastgesteld op 6,17%. Het heffingvrije vermogen blijft bestaan en wordt pro rata aan het inkomen uit de drie vermogensbestanddelen toegerekend.

In 2023 is het heffingvrije vermogen € 57.000 per persoon. Iedereen die in 2023 een vermogen (minus schulden) heeft van € 57.000 of meer, betaalt 32% belasting over het fictieve rendement van dit vermogen.

Op Belastingdienst.nl staat meer informatie over de belasting in box 3.

In 2026 beoogt het kabinet dit stelsel te vervangen door een nieuw box 3-stelsel op basis van het werkelijke rendement.