Een verbod op nevenwerkzaamheden mag alleen als er een objectieve rechtvaardigingsgrond is. Dit betekent dat je een goede reden moet hebben.
Voorbeelden zijn:
- risico op concurrentie met jouw organisatie
- overtreding van de Arbeidstijdenwet
- werkzaamheden die de veiligheid of gezondheid van medewerkers raken
- activiteiten die het imago van je organisatie kunnen schaden.
Je hoeft deze redenen niet vooraf in de arbeidsovereenkomst te noemen, maar je moet ze wel kunnen uitleggen op het moment dat je het verbod inzet. Een verbod leg je schriftelijk vast in het contract of in een aparte bepaling.
geen verbod afgesproken
Ook als je geen verbod op nevenwerkzaamheden hebt afgesproken, mag je medewerker jou niet beconcurreren met producten of diensten die (nagenoeg) gelijk zijn aan die van jouw organisatie.
het verschil met concurrentiebeding
Nevenactiviteiten zijn werkzaamheden die een medewerker tijdens het dienstverband met jou doet. Een concurrentiebeding gaat juist over wat een medewerker na het einde van de arbeidsovereenkomst met jou wel of niet mag doen. Het zijn verschillende afspraken met verschillende doelen.
Een verbod op nevenwerkzaamheden is dus geen concurrentiebeding. Het concurrentiebeding gaat altijd over de periode na beëindiging van het contract, terwijl nevenactiviteiten tijdens het dienstverband plaatsvinden.
> lees meer over het concurrentiebeding
schending van het verbod
Wanneer een medewerker nevenactiviteiten uitvoert die hij had moeten melden of waarvoor toestemming nodig was, kan dat gevolgen hebben. Zeker als hierdoor schade voor je bedrijf ontstaat of het werk dat hij voor jouw organisatie doet niet goed wordt uitgevoerd. Gevolgen kunnen variëren van een waarschuwing tot disciplinaire maatregelen. Dit hangt af van de situatie en de afspraken die je hebt vastgelegd in de arbeidsovereenkomst.
> bekijk hoe je afspraken helder vastlegt in de arbeidsovereenkomst.